Het was drie uur ’s middags, bloedheet en Bart zweette zich een ongeluk. Hij stond in een doorweekt overhemd met een baseballpet op zijn hoofd en een foto van haar in zijn hand op de kade. En zij was natuurlijk in geen velden of wegen te bekennen. Hij had praktisch iedereen de boot zien verlaten en geen glimp van haar opgevangen. Nu liep hij inwendig vloekend terug naar de aankomstterminal. Waar was dat kind?
De terminal was heerlijk koel en hij haalde diep adem. Zijn voorstel had zo simpel geleken. Kind zit bij vader in Marokko, durft niet te vliegen en hij was toch al in Spanje. Zes uur doorrijden naar Algeciras vond hij uiteraard geen probleem. Zijn vriendin had al zoveel doorstaan het afgelopen jaar. En het was haar dochter.
Hij vond het meisje bij de taxistandplaats.
‘Veliane?’ Hij checkte de foto nog een keer. Dit was ze. Kleiner dan hij had verwacht. Maar goed, wist hij veel hoe groot een kind van negen hoort te zijn. Ze droeg een katoenen jurk, slippers met glitters, een veel te grote zonnebril en ze had een dikke bos krullen. Haar lippen staken vooruit en haar kin was juist iets teruggetrokken, waardoor haar gezicht een serieuze uitdrukking kreeg. En ze had een gigantische hutkoffer bij zich.
Veliane zei niets toen hij haar koffer naar de auto zeulde. Ze ging op de bijrijdersstoel zitten. Hij navigeerde de wagen de havenstad uit en draaide de A7 op naar Malaga.
‘Hebben mama en jij het al gedaan?’
Ze had haar zonnebril afgezet en keek hem recht in zijn ogen aan. Ze had felle, zwarte ogen.
‘Dat gaat je niets aan.’ Hij richtte zijn aandacht weer op de weg.
‘Hoezo niet? Dat mag ik toch weten?’
‘Jij weet niet eens wat het is.’
‘Jawel. We hebben het erover in de klas.’
‘Precies. Het feit dat je het erover hebt, betekent dat je niet weet wat het is. Als je dat wel zou weten, dan zou je namelijk weten dat het iets privés is.’
Veliane zweeg. Hij pakte zijn zonnebril uit het dashboardkastje en zette hem op.
‘Wat betekent privés?’
Hij gromde inwendig.
De route liep merendeels langs de Middellandse Zee. Ze passeerden Malaga, Granada, Valencia en kwam tegen de avond aan in Barcelona. Veliane had uit het raam gekeken en nauwelijks gesproken. Hij had gevraagd naar de bootreis en hoe het was in Marokko, zij had op beide vragen ‘goed’ geantwoord. Ook toen hij haar moeder belde en de telefoon aan Veliane gaf, was ‘goed’ het enige wat ze zei.
‘Ze ontdooit nog wel,’ had zijn vriendin gezegd. ‘Ze houdt heel erg veel van praten.’
Het kon hem eigenlijk ook niet zoveel schelen. Hij had morgenavond in Amsterdam een afspraak met de financieel directeur van Ahold, de belangrijkste klant in zijn portefeuille. Als dat goed ging, zou hij de grootste klus binnenhalen in de geschiedenis van Easy In Vesting, een bedrijf dat wereldwijd software verkocht om investeringen beter te beheren. Hij was nu twee jaar salesmanager en rijzende ster binnen de firma. Hij voelde precies aan waar een klant behoefte aan had. Hij kon dat als het ware van hun gezicht aflezen. In Spanje had hij drie klanten bezocht en meteen drie opdrachten gekregen. In zijn hoofd bedacht hij wat hij zou zeggen om de financiële man van Ahold te overtuigen van hun product en hij voelde de adrenaline opkomen, die altijd door zijn lichaam stroomde als er een mooie deal op stapel stond. Hij glimlachte. Hij was nog nooit zo zeker geweest van zijn zaak. Het enige wat hij hoefde te doen, was op tijd komen.
Ze reden de straat van hun hotel binnen, toen Veliane ineens schreeuwde:
‘Porsche!’
Hij trapte vol op de rem, ze schoten naar voren en de hutkoffer vloog met een harde smak tegen de achterbank.
‘Waar dan?’ hijgde hij.
‘Daar,’ zei ze en ze wees naar de overkant van de straat, waar een zwarte Porsche geparkeerd stond.
‘Godverdomme kind, ben je wel helemaal goed? Ik krijg bijna een hartverzakking!’
Hij reed tot aan de garage van het hotel.
‘Het is een Porsche Cayenne,’ zei ze stellig.
‘Ja ja, dat zal wel,’ mopperde hij.
‘Nee, echt! Dat weet ik, want mijn vader heeft ook een Porsche.’ Ze zette haar zonnebril weer op. ‘Ik wil later ook een Porsche.’
Ze installeerden zich op de hotelkamer, bestelden pizza en aten deze zwijgend op. Om half tien gingen ze slapen. Voordat hij het lampje uitknipte, keek Bart keek met een schuin oog naar Veliane. Ze lag op haar rug en staarde naar het plafond.
‘Ga je slapen?’ vroeg hij. Veliane zei niets en bleef omhoog kijken.
‘Slaap lekker dan maar.’
En hij deed het licht uit.
De volgende ochtend vertrokken ze heel vroeg en de tocht liep voorspoedig. Toen het licht werd, waren ze al bijna bij de Spaans-Franse grens. Ze passeerden Narbonne, Avignon en Lyon. De lucht werd koeler, het uitzicht veranderende van dorre, gele vlaktes naar groene, heuvelachtige velden. Steeds vaker verschenen er wolken aan de strakblauwe lucht en toen ze bij Dijon waren verdween de zon definitief achter een grijze hemel.
Veliane leek somberder dan gisteren. Tijdens het ontbijt had ze afwezig op haar toast gekauwd en nu keek ze wezenloos door de voorruit. Haar ogen hadden een matte glans. Af en toe keek ze naar links. Dan leek ze hem te bestuderen, alsof ze zijn gedachten probeerde lezen. Als hij dan terugkeek, wendde ze haar blik snel af. Het eerste uur dat ze in de auto zaten, had hij een nog paar keer gevraagd of alles goed ging, maar toen daar geen reactie op kwam, liet hij het maar zo.
Zelf was hij in een uitstekend humeur. Het was net één uur geweest en ze hadden al negenhonderd kilometer op de teller staan. Als het zo doorging, was hij ruim op tijd in Amsterdam. Bij Langres pakte hij de afrit naar het tankstation om kort te pauzeren voor de lunch. Hij reed voorbij het tankstation naar La Croissanterie en draaide vlot naar rechts de parkeerplaats op. De motorrijder die nog even snel wilde passeren zag hij over het hoofd. Met gigantische dreun knalde de motor tegen de zijkant van de auto. Veliane gilde.
‘Wat een idioot!’ Hij keek naar Veliane. ‘Ben je okay?’
Veliane knikte met opengesperde ogen. Zijn handen omklemden nog het stuur.
‘Ik ga buiten kijken.’
Hij sprong uit de auto en holde eromheen. De motorrijder zat half overeind met de klep van zijn helm omhoog en leunde met zijn ellenbogen op zijn knieën.
‘Godzijdank!’ Hij liep naar de motorrijder toe. ‘Ça va?’ De motorrijder keek hem versuft aan en stak zijn duim omhoog. Vervolgens liep Bart door naar de rechterzijde van de auto. De portier was ingedeukt, het voorwiel stond scheef en de motorkap stond halfopen. De gedeukte motor lag een paar meter verderop. Met een krachtige ruk trok hij de portier open en voorzichtig hielp hij Veliane de auto uit. Hij sloot de deur weer. De scharnier was ook aan gort.
‘Heb je ergens pijn?’ vroeg hij. Ze schudde haar hoofd.
‘Volgens mij niet. Ik schrok wel.’
‘Ja dat snap ik.’ Hij legde zijn hand even op haar schouder. ‘Gelukkig is het alleen blikschade. Maar met deze auto kunnen we niet verder rijden.’
De afspraak! Hij moest over acht uur in Amsterdam zijn. Hij trok de ingedeukte portier weer open, dook de auto in en pakte zijn telefoon. Hij belde zijn secretaresse en legde de situatie uit.
‘Vraag om uitstel en bekijk welke opties ik heb. Vliegtuig, trein, maakt niet uit. Zoek het uit en bel me direct terug!’
Ze belde binnen vijf minuten terug met de mededeling dat zijn klant het heel vervelend vond, maar zich geen uitstel meer kon veroorloven. Morgenochtend nam de raad van bestuur van Ahold het besluit. Wel vertrok er over twee uur vanaf Langres Rolampont Airport een vliegtuig naar Schiphol. Misschien was dat een optie.
Bart hing op en keek naar Veliane. Hij hield zijn telefoon tussen duim en wijsvinger en liet hem rondjes draaien. Dat kind had vliegangst. Hij stopte met draaien, ontgrendelde zijn telefoon en toetste de eerste twee letters van de naam van zijn vriendin in.
‘Ben jij wel helemaal goed snik?’ Ze was woedend.
‘Je begrijp het niet,’ zei hij zo kalm als hij kon. ‘Dit is echt een hele belangrijke afspraak.’
‘Dan bel je ze toch om het uit te stellen. Je hebt net een ongeluk gehad. Dat snappen ze in vredesnaam toch wel?’
‘Ik heb ze gebeld en ze kunnen het niet langer uitstellen.’
Het was lang stil aan de andere kant.
‘Begrijp ik nu goed, dat je eerst jouw bedrijf hebt gebeld en toen pas mij? Je hebt een ongeluk gehad met mijn dochter in je auto. Mijn dochter, Bart. En jij belt eerst je bedrijf.’
Hij hoorde haar diep adem halen. Ze klonk beangstigend rustig.
‘Ik weet het goed gemaakt. Jij brengt mijn dochter thuis, met de auto, de trein, whatever, maar niet met het vliegtuig. Vervolgens pak jij je spullen en vertrek je. Is dat duidelijk?’
Hij slikte.
‘Dat is duidelijk.’
Ze hing op.
Veliane stond een eindje verderop en praatte met de motorrijder, die was opgestaan en blijkbaar ongeschonden uit de strijd gekomen. Gelukkig, dacht hij. En Veliane sprak blijkbaar vloeiend Frans. Het was inmiddels gaan regenen.
‘Kom,’ zei hij. ‘We gaan binnen schuilen.’
In het wegrestaurant zochten ze een tafeltje bij het raam. De regen kwam met bakken uit de lucht en dikke druppels vielen met harde, venijnige tikken tegen het glas. Veliane keek naar buiten. Hij keek naar haar.
‘Wat zei je eigenlijk tegen de motorrijder?’
‘Gaat je niets aan.’
‘Dat gaat me wel iets aan. Ik wil weten wat je tegen hem zei. Het is een verzekeringskwestie.’
‘Dat gaat je niets aan!’ riep ze ineens hard en hij zag dat ze tranen in haar ogen had.
‘Wat is dit nu?’ vroeg hij.
‘Je doet onaardig. Je mag niet zo doen tegen mij.’
‘Oh. Nou, jij bent anders ook niet erg aardig tegen mij, Veliane. Je zegt amper een woord, kijkt de hele tijd boos en als ik iets vraag krijg ik een grote mond.’
‘Maar ik mag onaardig zijn!’ Er rolde een traan over haar wang.
‘Waarom denk je dat jij onaardig mag zijn?’
‘Omdat jij de reden bent dat mama en papa niet bij elkaar zijn.’
Hij schoof ongemakkelijk op zijn stoel. Veliane veegde met haar mouw de traan van haar wang.
‘Maar mama en papa zijn toch uit elkaar gegaan voordat jouw mama mij leerde kennen. Dus hoe ben ik dan…?’
‘Dat weet ik ook wel. Maar ik wil dat papa en mama weer bij elkaar komen en dat kan nu niet meer, want mama is verliefd op jou. Mama zegt dat jij heel lief bent, maar je bent helemaal niet lief. Niet tegen mij. En jij wil vliegen en ik moet mee. Dat snap ik ook wel, ook al zeg je het niet.’
Ze legde haar armen op tafel en drukte haar hoofd erin. Ze begon zacht te snikken en schokte af en toe met haar rug. Bart haalde diep adem. Hij pakte zijn telefoon en stuurde een bericht naar zijn secretaresse.
Zwijgend aten ze hun croissant. Veliane keek naar buiten. Haar ogen waren nog een beetje rood. Het was inmiddels gestopt met regenen en een eerste zonnestraal brak door de grijze lucht heen.
‘Porsche!’
‘Wat?’
‘Daar, een Porsche!’ Veliane wees naar buiten, waar iemand kwam aanrijden in een glanzend rode Porsche 911 cabriolet. De auto werd voor het restaurant geparkeerd en een jongen van nog geen twintig stapte uit.
‘Wat een mooie,’ zuchtte Veliane. ‘Ik wil ook zo’n Porsche.’
Bart glimlachte. De jongen liep het restaurant binnen, keek rond, zag hen en liep op hun tafeltje af.
‘Monsieur Muuldèr?’
‘Mulder? Ja dat ben ik,’ zei Bart opgetogen.
‘S’il vous plait.’ De jongeman legde de autosleutels op tafel en vertrok.
‘Zin in een ritje?’
Veliane gilde zo hard, dat de glazen op tafel trilden en iedereen in het restaurant verschrikt opkeek.
‘Rustig aan zeg,’ gebaarde hij lachend. ‘Kom op!’
‘Waar zullen we heen gaan? Ik heb hem voor een paar dagen!’ riep hij boven het ronkende geluid van de motor uit. Vanuit zijn ooghoek zag hij hoe Veliane met beide handen het dashboard vasthield en gebiologeerd naar het voorbijschietende landschap keek. Ze wees naar een bord langs de snelweg, waarop Paris stond aangegeven.
‘Parijs? Prima!’
‘Naar de Eifeltoren.’
‘Met de Porsche naar de Eifeltoren. Okay, hou goed vast, daar gaan we!’
Hij trapte het gaspedaal in en ze vlogen over het asfalt. Veliane lachte en Bart hield zijn rechterhand op.
‘High five!’
Veliane keek wantrouwend naar zijn opgestoken hand, glimlachte toen en duwde met haar linkerhand er heel even tegenaan.
‘High five,’ zei ze zachtjes en toen richtte ze haar blik weer op strakke grijze weg, de groene, met koeien bespikkelde weilanden en de heldere, blauwe lucht.